DE NAALDENFABRIKANTEN CHORUS (7) 'Vervalsers en ongekwalificeerde lieden' Chorus wist dit eenvoudig met een beroep op de gilderol en op latere raadsbesluiten te weerleggen. Ten overstaan van de rechters liet hij niet na zijn geringschatting te schetsen over het ‘stelletje vervalsers, meermalen gefailleerde en anderszins ongekwalificeerde lieden’ dat zijns inziens geen aanspraak meer zou mogen maken op het gildelidmaatschap en nog geen schijn van recht kon doen gelden op de in het geding zijnde merken. En, zo hield hij het gerechtshof nog maar eens voor, wat zou de man in de straat ervan denken, als hij, die toch jaarlijks meer dan 40.000 Reichsthalers omzette en negenhonderd tot duizend Akenaren de kost liet verdienen, waar de hele stad en omgeving van profiteerde, opeens buiten het bezit van zijn met veel zweet, zorg en kosten opgebouwde merken gesteld zou worden? Over de aantijging tenslotte dat hij als bestuurder van het gilde met het ambachtsboek gefraudeerd zou hebben kon hij kort zijn: ten tijde van het inslaan van de merktekens was een van de aanklagers, namelijk Gottfried Strauch, zelf gildebestuurder geweest en hij was dat ook nadien geweest, evenals andere leden van het opponerende gezelschap. Kopergravure van een bijzondere zitting in het Reichskammergericht van Wetzlar, 1750. Het ging hard tegen hard en volgens Thissen viel uit de stukken af te leiden dat de onredelijkheid in hoge mate toesloeg. Zo reageerde de tegenpartij op de klacht van Chorus, dat hij door vervalsingen onmetelijke schade had geleden en daardoor nu voor meer dan 60.000 Reichsthaler aan naalden op voorraad had, met de bewering dat deze voorraad het gevolg van ondermaatse kwaliteit van de Chorus-naalden was. Daarop stelde Chorus, dat de degelijkheid van zijn waren meermaals onafhankelijk was vastgesteld, onder andere bevestigd met getuigschriften door buitenlandse kooplieden van aanzien, zo bijvoorbeeld in 1709 en in 1721, en dat zijn naalden nationaal en internationaal zo gewild waren, dat hij herhaaldelijk niet aan de grote vraag had kunnen voldoen. Chorus wees ook op de eerdere veroordeling van Peter Merken en op diens hardnekkige volharden in het misbruik van zijn wildeman-merk. Hoewel Merken in 1721 veroordeeld was tot het inleveren van het stempel bleef hij sindsdien het wildeman-teken gebruiken. Chorus had opnieuw moeten vaststellen dat Merken grote partijen met het wildeman-teken had verkocht voor 4 Kreuzer minder dan de echte naalden en dat hij hem zo vele klanten afhandig had gemaakt, zoals hij op drie achtereenvolgende beurzen had moeten bemerken. Het merkteken van het hart Het door Cornelius Chorus met succes betwiste merk Chorus wierp tegen, dat Strauch tot in 1693 alleen voor andere naaldmeesters werkte en geen eigen naaldhandel dreef, dus ook geen merkteken gevoerd kon hebben. Hij riep als getuige de beëdigde stadsgraveur Johann van Hauselt op, die verklaarde dat hij in 1684 het teken met het hart had gegraveerd voor Johann Braumann, wiens rechtsopvolger Cornelius Chorus was, en dat hij in 1690 dit teken opnieuw had gegraveerd, nu voor Chorus. Ook getuigden twee medewerkers van Chorus dat zij hem jarenlang dit teken hadden zien inslaan en regelmatig voor hem het stempel hadden gereinigd. Ten slotte werd ook in deze kwestie Chorus in het gelijk gesteld (34).
|
|
||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||